Ziekteverzuim daalt verder
Het ziekteverzuim onder werknemers was in het tweede kwartaal vijf procent en evenals in het eerste kwartaal lager dan een jaar eerder. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
Omdat het ziekteverzuim een seizoenseffect kent (’s winters wordt er meer verzuimd dan in de zomer), worden cijfers niet vergeleken met opeenvolgende kwartalen, maar met dezelfde kwartalen in voorgaande jaren. Van 2016 tot en met 2022 was in elk tweede kwartaal het ziekteverzuim hoger dan een jaar eerder. Vorig jaar ging het nog om 5,4 procent, voor het tweede kwartaal het hoogste percentage in de reeks vanaf 1996. In 2023 is er dus, na zeven jaar van oplopende percentages, een omslag, net als in het eerste kwartaal.
In de meeste bedrijfstakken lag het ziekteverzuim lager dan in 2022. Alleen bij de delfstoffenwinning nam het ziekteverzuimpercentage toe van 4,1 naar 4,6. Het minst werd er verzuimd in de financiële dienstverlening (3,1 procent). Opnieuw lag het verzuim het hoogst in de gezondheids- en welzijnszorg (7,0 procent). Maar ook in deze bedrijfstak werd minder verzuimd dan in 2022 (7,5 procent).
Van de verschillende branches in zorg en welzijn was het verschil het grootst in de gehandicaptenzorg: 7,6 procent van de werknemers in deze branche verzuimde, een jaar eerder was dat 8,4 procent. Ook in de ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg lag het verzuimpercentage lager (6,0 procent in 2023, tegen 6,7 procent een jaar eerder).